De Tijd over De wasbeer: ‘Alleen een sprookje laat zich snel vertellen’

‘Alleen een sprookje laat zich snel vertellen’

Door ERIK ZIARCZYK

Een wasbeer onderneemt een odyssee om zijn geliefde te bevrijden. In de magistrale roman ‘De wasbeer’ vraagt Aleksandr Skorobogatov mededogen voor zijn antiheld, die als een kleine man voortploetert.

Het zou zomaar eens kunnen dat de beste Russische schrijver van  dit moment in Antwerpen woont. Aleksandr Skorobogatov, geboren in 1963 in Wit-Rusland, volgde begin jaren negentig zijn vriendin Rosemie Vermeulen naar België. De verhuizing gebeurde kort nadat zijn debuut, de novelle ‘Sergeant Bertrand’, met alle lof was overladen, al had de Moskouse uitgever er stevig het mes in gezet en zorgvuldig alle gewelddadige en erotische passages weggesneden. 

Na dat opzienbarende debuut – de ongecensureerde versie verscheen inmiddels in het Nederlands – volgde een oeuvre dat zich het best laat omschrijven als ‘ontregelend’. Dat geldt ook voor ‘De wasbeer’, waarvan het verhaal nochtans even simpel is als de titel. In het boek volgt een naamloze verteller een wasbeer op zijn omzwervingen om zijn ontvoerde geliefde te bevrijden uit een museum waar zij ‘tot vermaak van de grote massa en peuters’ is opgezet, ‘met glazen ogen, volgestopt met synthetische watten’.

Centraal staat dus de wasbeer, ‘goedhartig, meelevend, zuiver, als een bergkristal’. En ook al is hij klein en tenger, hij voert een verbeten strijd om zijn geliefde terug te winnen. ‘Zo’n klein, onbeduidend en zelfs in de meeste levenssituaties bedeesd wezen – maar hoeveel dapperheid zit in hem verscholen als het erop aankomt.’ Trouwens, als Skorobogatov het over de wasbeer heeft, lees dan: de kleine man, die voortdurend met het hoofd tegen de muur botst en ondanks alle tegenslag voortploetert.

Hoewel ‘De wasbeer’ bijwijlen erg grappig is – vol snedige opmerkingen en hilarische scènes met onvervalste slapstick waarbij de personages om de haverklap flauwvallen of botsen, vallen en opstaan – heeft het boek een ernstige, zelfs duistere ondertoon. ‘Het is niet dat het lot, zoals in wrede romances, onbarmhartig  is – het heeft gewoon een eigenaardig gevoel voor humor’, schrijft Skorobogatov. Of nog: ‘En daarom ligt alle hoop uitsluitend bij de dood.’

Bazige vrouw

Skorobogatov is een adept van de oude meester Fjodor Dostojevski en in zijn jongste roman pikt hij aan bij diens vertrouwde thema schuld en boete. ‘Ik ben schuldig, maar ik hou van jou’, verzucht de wasbeer als hij zijn dode geliefde opzoekt in het museum. Als boetedoening trouwt hij later met een bazige vrouw die hem mishandelt, uithongert en bedriegt. ‘Het ergste was gebeurd. De wasbeer was getrouwd’, stelt de verteller geschokt vast. ‘We hadden hem beter te zijner tijd levend in de grond begraven: ook pijnlijk, maar het einde nadert sneller.’

Sowieso is het werk van Skorobogatov stevig verankerd in de Russische traditie. En ondanks zijn vele jaren in Antwerpen blijft hij in het Russisch schrijven, gesteund door Rosemie Vermeulen, zijn partner en vaste vertaler. In ‘De wasbeer’ grijpt hij terug naar ‘skaz’, een van oorsprong Russische stijl die ook in het Westen ingang vond, onder meer in ‘The Catcher in the Rye’ van J.D. Salinger. Het is een stijl die nauw aanleunt bij de spreektaal en de orale vertelling, inclusief de aarzelingen, de herhalingen en de twijfels over hoe iets te formuleren.

Bovendien is de verteller bij Skorobogatov zelf een personage, die het verhaal alle richtingen uitstuurt, door uit te weiden over onbenullige details of zich te verliezen in filosofische beschouwingen. Zoals over geweldloosheid: ‘Vraag: hoe zouden we het fascisme overwonnen hebben als we ons er niet actief tegen verzet hadden?’ Om na een absurde verwijzing naar Brad Pitt in de film ‘Inglourious Basterds’ te eindigen met de vaststelling: ‘Dan zouden nu nog altijd door de moestuinen van onze baboesjka’s Duitse bezetters rennen, krijsend: ‘Mutter! Eier! Milch!’’

Goddelijke bijrol

Even vaak spreekt de verteller de lezer rechtstreeks aan, al was het maar om toe te geven dat hij het ook niet meer weet. ‘Hoelang hij daar bij de haagbeuk heeft gestaan, kunnen we niet op de minuut precies zeggen: we hebben niet op ons horloge gekeken. Vrij lang. Misschien een paar uur.’ En als de wasbeer voor de zoveelste keer door de emotie flauwvalt, merkt de verteller op: ‘U hebt waarschijnlijk zelf al geraden wat er met onze arme wasbeer gebeurde, dus het heeft geen zin om het te beschrijven.’

Uiteindelijk komt het, zoals in de beste sprookjes, allemaal goed met de wasbeer. Met dank aan God, die overigens een kostelijke bijrol speelt, als opperwezen dat zijn dagen het liefst vult met golfen, wodka drinken en havanna’s roken. God beloont de antiheld voor zijn volharding  – ‘vanbinnen wankelde hij niet, ging hij koppig op de gestelde taak af, toonde benijdenswaardige geestelijke kwaliteiten – en precies zo wilde God de Heer de wasbeer ook in het vervolg zien’.

‘De wasbeer’ is een literaire rollercoaster waarbij de eenvoud van het verhaal omgekeerd evenredig is aan het stilistische vernuft. Toegegeven, sommige lezers zullen zich storen aan wat zij bestempelen als slap geouwehoer. Maar zoals Skorobogatov schrijft: ‘Alleen een sprookje laat zich snel vertellen.’ Wie zich door de even tragische als absurde zwerftocht van de wasbeer laat meeslepen, wordt rijkelijk beloond. Deze eenmansjury is er alvast uit: in Antwerpen woont een uitmuntende Russische schrijver.

‘De wasbeer’ is uitgegeven bij De Geus, telt 544 pagina’s en kost  22,50 euro. De vertaling  is van Rosemie Vermeulen