Sergeant Bertrand in Algemeen Dagblad: Alcohol, jaloezie en moord. Nieuw Russisch literair talent
Voor de voormalige Sovjetunie is de vrijheid die Gorbatsjovs glasnost en perestrojka hebben gebracht nog niet zo gemakkelijk om mee om te gaan. In elk geval betekent die vrijheid niet dat er geen censuur meer is op de literatuur. Sergeant Bertrand van de jonge schrijver Aleksandr Skorobogatov (geboren in 1963 in Grodno, een stadje in Wit-Rusland) verscheen in 1991 in Moskou, in een voor Nederlandse verhoudingen ongekend grote oplaag: er werden miljoenen exemplaren van verkocht. Maar het boek had wel de censor moeten passeren en die had er enkele passages uit geschrapt.
Jammer genoeg meldt de uitgever van de Nederlandse editie niet om welk soort passages dat ging en ook niet of die in deze vertaling wel of niet zijn opgenomen. De mededeling dat vooral Skorobogatovs ‘niet-traditionele manier van schrijven’ in Rusland op weerstanden stuit helpt niet veel, omdat alle belangwekkende literatuur nu eenmaal anders moet zijn dan wat al eerder werd geschreven.
Toch ligt dat in Rusland scherper dan in Nederland: Russische schrijvers moeten afrekenen met een zware conventie van socialistische literatuur, waarin het realisme zich zorgvuldig beperkt tot de heroïek van tractoren en staalgieterijen. Die literatuur blijft buiten de problematiek van hoe mensen met elkaar moeten overleven in een samenleving waarin een tractor belangrijker is dan de man die erop zit.
Skorobogatov schrijft in die zin zeker ‘niet-traditioneel’. Voor hem is de treurigheid van het alledaagse leven belangwekkend genoeg om er over te schrijven.
Hij vertelt het verhaal van Nikolaj, zijn vrouw Vera en zijn vriend Sergeant Bertrand. Nicolaj beleeft de werkelijkheid door een mist van alcohol. Misschien hoort die Bertrand ook wel alleen maar tot Nicolajs alcoholische bestaan. Skorobogatov doet in een cursief gezette inleiding moeite om ons te laten geloven dat Bertrand alleen het slechtere ik is van Nicolaj. Maar we beleven het verhaal mee met Nicolaj en dan is Sergeant Bertrand moeilijk anders op te vatten dan als een afzonderlijk personage.
In zijn alcoholische wanen verbeeldt Nicolaj zich dat zijn vrouw, een jonge en mooie actrice, het aanlegt met haar medespelers en zelfs in zijn eigen huis met Sergeant Bertrand. Bertrand is de kwade genius in dit schitterende verhaal. Die wakkert, als een nazaat van Shakespeare’s Jago, Nicolajs jaloezie steeds aan met welgekozen toespelingen. Het brengt Nicolaj tot razernij en tot moordlust.
Al Nicolajs gedachten, zijn wanen en zijn handelingen worden door Skorobogatov zonder commentaar beschreven, alsof ze volkomen vanzelf spreken:
‘Niemand merkte hoe deze man plots opsprong en op de jonge vrouw in het zwart toeliep, die bij het kleine kindergraf stond. Hij hield een metalen staaf met de afgeplatte uiteinden van tralies in zijn handen. Ze draaiden zich om omdat ze een kreet hoorden en zagen enkel nog hoe de vrouw viel en hij haar zwaaiend een laatste keer sloeg toen ze al op de grond lag. Daarna liep hij tussen de graven door, alsof hij achter iemand aanzat, hij schreeuwde en sloeg met zijn staaf in de lucht.’
Die laconieke toonzetting doet denken aan de korte anekdotische impressies van Daniil Charms en in de verte ook aan verhalen als De neus en De mantel van Gogol. Het klopt dus niet helemaal dat Skorobogatov niet past in een literaire traditie.
Wat hij met dit verhaal laat zien, is dat tientallen jaren censuur en sociaal-realistische literatuur niet voldoende zijn om individuele geestkracht definitief uit te roeien. Zolang de verhalen van Gogol in de bibliotheken en boekwinkels te krijgen zijn, kan iedere jonge schrijver een aanknopingspunt vinden voor een nieuw begin van eigen en eigenzinnige literatuur. Er is nog hoop voor de Russen.
L. Oomens, Algemeen Dagblad, donderdag 31 december 1992